Nicole Buch: ‘We hadden die nacht dood kunnen gaan’

Programmamaker Nicole Buch (51) kreeg vierenhalf jaar geleden samen met haar man, wijlen televisiepresentator Menno Buch, de schrik van haar leven. Ze werden overvallen in hun huis.

“Ze namen niet eens de moeite om het zachtjes te doen. Met een breekijzer werd beneden een raam opengebroken. Ik werd wakker van het geluid. Wat hoor ik nou, dacht ik. Het was rond half vijf in de ochtend.”

Bivakmutsen over hun gezicht

“Meteen besefte ik dat er werd ingebroken. Ik maakte Menno wakker: ‘Ze komen naar binnen!’ Direct daarna belde ik 112. Met de operator aan de lijn deed ik verslag van wat er gebeurde. Ons huis was één grote, open ruimte, dus Menno en ik konden ons nergens verstoppen. We liepen naar het kantoor, de plek die nog het verst weg was van waar we de overvallers hoorden binnenkomen. Ze stormden de trap op. Op zoek naar ons, want ze wisten dondersgoed dat wij thuis waren. Het waren vier mannen en ze waren duidelijk goed voorbereid: bivakmutsen over hun gezicht en dikke jassen en handschoenen aan zodat ze zich niet zouden bezeren aan het opengebroken raam.

‘Vuurwapen op ons gericht’

“In hun handelen waren ze minder zelfverzekerd. Ze waren ontzettend aan het stuiteren, wellicht onder invloed van drugs. Menno werd meteen tegen de grond gewerkt en kreeg een priem tegen zijn hals. Een andere dader had een vuurwapen en hield dit om beurten op mij of Menno gericht. Ondertussen werd ik door een overvaller met een breekijzer bedreigd. De adrenaline gierde door mijn lijf. In eerste instantie wilde Menno zich niet overgeven. ‘Ga liggen!’ riep ik naar hem. Ik wist dat we rustig moesten blijven en moesten meewerken.”

‘We willen de klokkies!’

“’Wat willen jullie, waar zijn jullie naar op zoek,’ riep ik. De overvallers schreeuwden dat ze onze kluis wilden zien. Een kluis die wij helemaal niet hadden en ook nooit hebben gehad. Dus dat vertelde ik ze. Al die tijd had ik nog steeds de 112-operator aan de telefoon, die ik had weggemoffeld onder mijn krullen. Eén van de overvallers kreeg dat door. Hij sloeg me tegen de grond en mepte met het breekijzer op mijn been. Ik gilde het uit. De daders wisten dat ik de politie had gebeld en kregen haast. ‘We willen de klokkies!’ riep er eentje. Het was alom bekend dat Menno een grote verzameling horloges had, daar waren ze op uit. De horloges lagen beneden. Menno en ik werden de trap af geduwd en geschopt.”

‘Ik hoop dat criminelen door mijn verhaal gaan beseffen welke impact hun daden hebben’

‘Die ogen wilde ik onthouden’

“Tijdens de hele overval was ik vooral bezorgd om Menno. Dat is een soort instinct: dat je eerst aan een ander denkt en niet aan jezelf. Ik voelde me zeker bedreigd, maar was niet heel bang dat mij iets zou overkomen. Pas achteraf besefte ik dat wij die avond ook heel gemakkelijk dood hadden kunnen gaan. De daders waren zo hyper. Een pistool op je hoofd is doodeng en werkt verlammend. Maar ik ben iemand die altijd de controle wil blijven houden en situaties snel overziet. Dus ik scande de daders op herkenbare details: hun ogen, handen, postuur, soort schoenen. De dader die mij rechtstreeks bedreigde, heb ik heel goed in zijn ogen gekeken. Die ogen wilde ik onthouden, omdat dat mijn enige aanknopingspunt was.”

Eeuwigheid

“De overvallers grepen de horloges en renden de deur uit. Ik liep naar Menno die in een hoek lag en checkte of hij gewond was, wat gelukkig niet het geval was. Toen ben ik naar buiten gegaan, in de hoop om het kenteken van de daders nog te kunnen zien. Helaas lukte dat niet. Een kwartier later kwam de politie eraan. ‘We hoorden dat er hier iets is gebeurd,’ zei de agent. Het schoot me totaal in het verkeerde keelgat. Alsof ik voor m’n lol 
’s nachts in mijn nachthemd buitenstond. De hele overval had zo’n vijf tot tien minuten geduurd, maar het voelde als veel langer.”

Nog vier maanden samen

“Menno en ik zaten de hele nacht op het politiebureau om verklaringen af te leggen, ondertussen werd ons huis onderzocht op sporen. Ik had een blauw oog door de klap die ik had gekregen en een dik been omdat ik daar met een breekijzer was geslagen, maar door de adrenaline merkte ik dat niet eens. Tijd om op adem te komen was er niet. De dag na de overval moest Menno naar het ziekenhuis voor zijn zeswekelijkse controle. Hij leed al lange tijd aan kanker. En juist die dag kregen we te horen dat Menno uitbehandeld was en zou komen te overlijden. Daardoor verschoof de overval naar de achtergrond. Menno en ik waren al zestien jaar samen en zó verbonden met elkaar. Ik moest afscheid gaan nemen van de liefde van mijn leven. Hoezo roofoverval? Dít was veel belangrijker. We hebben nog vier maanden samen gehad.”

Inbreuk op onze privacy

“Zes weken voor de overval was er ook al ingebroken bij ons. Ons hele huis was overhoop gehaald, tot de bedden aan toe. Ze hadden aan mijn lingerie gezeten, spullen kapotgemaakt en alles op de grond gesmeten. De computers waren weg, net als mijn sieraden. Twee daders werden vlak bij ons huis opgepakt en veel spullen werden teruggevonden in een parkje in de buurt. Het idee dat er zo’n inbreuk was gemaakt op onze privacy, vond ik nog het moeilijkst. Na de overval wist ik meteen dat er een verband moest zijn met deze inbraak. Het was allemaal té toevallig.”

Eén van ‘onze’ inbrekers ondervragen

“Zes maanden na Menno’s dood volgde ik voor mijn programma Buch buiten de bajes criminelen uit de top zeshonderd van Amsterdam. Hiervoor bezocht ik één van ‘onze’ inbrekers in de gevangenis. Ik was gespannen, maar hield me vast aan mijn professionele focus, namelijk antwoord krijgen op mijn vragen. Heel graag wilde ik weten waarom hij dit had gedaan. Ik heb hem veel dingen kunnen vragen. Zoals waar mijn sieraden waren gebleven, want die zijn nooit teruggevonden. Steeds als ik in het park ging hardlopen, dacht ik dat ik iets tussen de bosjes zag glinsteren. Dan hoopte ik tevergeefs een ring of armband terug te vinden. Via de inbreker kreeg ik te horen dat mijn sieraden waarschijnlijk waren omgesmolten. Deze wetenschap gaf me rust. Nu hoefde ik niet meer steeds onbewust de grond af te speuren. En natuurlijk vroeg ik de inbreker wat hij wist over de latere overval.”

Ontlading

“In het criminele circuit wordt veel informatie uitgewisseld. Ik vermoed dat één van de inbrekers de latere overvallers heeft getipt over wat er bij ons nog te halen viel. Ze waren zo doelgericht op zoek naar de horloges. Maar de inbreker ontkende elk verband met de overval. Er kwam weinig medeleven of spijt uit hem. Een gebrek aan empathisch vermogen zie je vaak bij criminelen. Ook deze dader kroop in de slachtofferrol. ‘Kijk eens hoe ik er nu bij zit, in de gevangenis,’ zei hij nog.

Dat Menno een paar maanden na de overal was overleden, vond ‘ie ‘wel een beetje jammer’. ‘Ja, een beetje jammer,’ antwoordde ik sarcastisch. Na de confrontatie voelde ik een ontlading en heb ik erg gehuild. Dat heb ik expres in de uitzending laten zitten, zodat mensen een idee krijgen van wat zo’n zwaar misdrijf met het slachtoffer doet. Natuurlijk ben ik weleens boos geweest. Hoe haal je het in je hoofd om een ander zoiets vreselijks aan te doen? Ik wil dat de daders beseffen wat ze aanrichten.”

Niet angstig

“De overval heb ik achter me gelaten. Een echte klap of nasleep heb ik niet gehad. Ik ben niet extra angstig als ik in bed lig. Maar soms heb ik kleine triggers waaraan ik merk dat ik toch getraumatiseerd ben. Ik weet nog dat ik twee jaar na de overval mijn straat binnenkwam en het er blauw zag van de politie. Het bleek dat er bij de buurvrouw was ingebroken. Ik heb daarna een enorme huilbui gekregen. Ik belde een bevriende psychiater, die me vertelde dat ik een posttraumatische stresservaring had gehad. En soms heb ik daar nog steeds last van. Ik ben super alert op mijn omgeving, maar eerlijk gezegd was ik dat ook al voor de overval. Ik zie het als er in mijn straat drie keer dezelfde auto rijdt, of als iemand te lang naar me kijkt.”

 

Erover praten

“Ik vind het belangrijk om mijn verhaal te vertellen omdat zo veel mensen slachtoffer worden van criminaliteit. Maar velen durven niet over hun pijnlijke ervaringen te praten. Ik doe dat bewust wel om mensen te laten zien wat het met iemand doet. Al bereik ik maar een paar criminelen die daardoor gaan beseffen welke impact hun daden hebben. Ik wil voorkomen dat anderen moeten meemaken wat ons is overkomen. En nog steeds ben ik niet van het water-en-broodprincipe. Ik vind dat criminelen geholpen moeten worden en een tweede kans verdienen. Dat ze bijgestuurd moeten worden. Want als zij worden geholpen, is onze hele maatschappij daarmee geholpen.”

Alles uit het leven halen

“Na de overval heb ik zo’n vier nachten amper geslapen, ik stond bij elk geluid op scherp. Maar daarna was ik dat gevoel kwijt. Na het overlijden van Menno heb ik nog drie jaar alleen in het huis gewoond. Sinds een jaar woon ik in een klein dorpje met meer ruimte en groen om me heen. Daar had ik echt behoefte aan. Het dossier is inmiddels gesloten en wordt alleen heropend als er een aanleiding voor is. De daders zijn nog steeds niet gepakt. Daar had ik wel op gehoopt, zeker nadat Opsporing Verzocht aandacht besteedde aan onze zaak. Maar ik wist al dat de daders moeilijk traceerbaar waren, omdat ze handschoenen en bivakmutsen droegen.

Ik denk zelden aan ze. Dat is zonde van mijn energie. Ik probeer me te focussen op mooie, nieuwe en positieve dingen. Programma’s maken, mensen raken en mooie reizen maken. Ik wíl alles uit het leven halen en oprecht genieten.”

Tekst | Anne Broekman
Fotografie | Mariel Kolmschot

Dit interview verscheen eerder in Margriet 2018-39. Je kunt deze editie nabestellen via magazine.nl.
Of lees het online: www.margriet.nl