AFZIEN

Vanavond toen ik thuiskwam keek mijn racefiets me aan. Na een dag hard werken pak ik mijn trainingsschema erbij, om aan de hand daarvan een route uit te stippelen. Sinds twee weken is dit een dagelijkse routine. Nog nooit eerder zat ik op een wielrenfiets, laat staan dat ik ook maar iets wist van de sport. Ik ben best sportief en hou ervan mezelf daarbij uit te dagen, maar ik weet ook dat ik impulsief ben en dat ik soms spontaan en zonder na te denken ‘ja’ kan zeggen tegen dingen die toch best pittig zijn, maar met het juiste doel voor ogen ben ik telkens weer gebrand op een prestatie.

Mijn eerste kennismaking met de wielersport was recent bij de Amstel Gold Race, waar ik vanuit een volgauto mocht aanschouwen hoe spectaculair hard die renners kunnen fietsen en uniek om direct achter de kopgroep hun techniek en tactiek te bestuderen. Het was geweldig om als ambassadrice van Pink Ribbon aan het einde van de dag uit handen van wereldkampioene Anna van der Breggen een cheque in ontvangst te nemen. Ik dacht daarbij aan mijn vriendin Irene, die een half jaar voor Menno aan borstkanker overleed. Het is voor mij persoonlijk erg belangrijk om daar tegen op te blijven staan en bij te dragen zodra dat kan.

In 2017 liep ik voor de Stichting Semmy, die zich inzet voor kinderen met hersenstamkanker, de marathon van New York. Ik hoorde mezelf direct bevestigend antwoorden op de vraag of ik me daar voor in wilde zetten, om me vervolgens pas daarna te realiseren wat dat allemaal van me zou vragen. Hoezo dacht ik dat ik 42,195 km kon hardlopen? En waar ging ik de tijd vandaan halen om me voor te bereiden? Tot overmaat van ramp viel ik van een paard, en kon door een gekneusd bekken slechts 3,5 maand trainen. Het leek onmogelijk om fit genoeg te zijn om de finish te halen, maar het is gelukt. Het werd een geweldige ervaring en hoewel het nooit op mijn bucketlist stond, kan ik het nu wel afvinken.

Toen ik een aantal weken geleden gebeld werd door Omroep Max, of ik voor de Nierstichting mee wil doen aan de ‘Tour de Celeb’, hoorde ik mezelf wederom gelijk enthousiast ‘Ja’ antwoorden.

Ditmaal met mijn vriendin Jannette in het achterhoofd, die een risicovollere strijd tegen kanker strijd, omdat ze maar één nier heeft. De andere stond ze af aan haar zoon toen die klein was. Voor haar ga ik deze zomer een van de zwaarste bergetappes van de Tour de France fietsen: van Albertville naar Val Thorens.

Als ik tegen een heuvel op ploeter op de Veluwezoom bij de Posbank, gaat mijn hartslag niet alleen omhoog van de inspanning; af en toe slaat de angst om het hart, omdat ik me nog niet zo goed kan voorstellen dat ik 135 kilometer kan fietsen, waarvan 60 kilometer klim. Wat bezielt me om dat te doen?

Mijn persoonlijke motivatie is duidelijk en wanneer ik straks stuk ga in de bergen, hou ik al die nierpatiënten in mijn achterhoofd, die dagelijks eenzelfde inspanning moeten leveren. Bovendien zijn zij los van alle lichamelijke beperkingen met handen en voeten gebonden door het dialyseren.

Wat een voorrecht is het om met een gezond lichaam en zo vrij als een vogeltje te mogen afzien.